De verbindingen van Mercator met de centrale steunen op de Externe Toegang (Remote Network Access) van Windows (RNA API).
Installeer RNA (Remote Network Access). Configureer een inbelverbinding zoals voor een internetverbinding. Geen uw inbelverbinding als naam de vermelding die voorkomt in "Opties Verbinding Centrale/RNA". Vermeld FTP in de optie "Servertype". Vul de parameters in voor host, login, password en cachedirectory (subdirectory van uw FTP-server). Aangezien de verbinding volledig automatisch moet verlopen en er geen wachtwoord mag gevraagd worden bij de opstart van Win 95, moet de uitgaande RNA-verbinding gebeuren zonder wachtwoord. Op de server mogen de MCD-gebruikers slechts toegang hebben tot één directory van de FTP-server (cache). De inlognaam voor de Win95-sessie moet identiek zijn aan de inlognaam voor de inbelverbinding. Deze "cache"-directory van de server moet toegankelijk zijn op de FTP-server.CONTROLE
Hierna volgt een test die u kunt uitvoeren om de werking van de externe toegang te controleren:
start het toestel opnieuw op; lanceer de inbelverbinding manueel; voer in een DOS-opdracht FTP uit door als parameter de naam van uw FTP-server in te geven; voer de ftp-inlogprocedure uit; typ het commando CD (change directory) gevolgd door de naam van uw directory; typ het commando LS: u moet nu de bestanden uit de "cache"-directory te zien krijgen, waaronder het bestand OVER; voer het commando bye uit en sluit uw DOS-opdracht af.Zodra u deze hele procedure correct hebt doorlopen, heeft MCD probleemloos toegang tot de centrale server.
UITWISSELING VAN GEGEVENS
De gegevensuitwisselingen gebeuren via het menu "Beheer / Uitwisselingen met Centrale". De verschillende overdrachtparameters kunnen worden bewerkt in "Tools / Configuratie Uitwisselingen Centrale".
Hiervoor moet MercatorFtp.app worden geïnstalleerd in de hoofddirectory van uw externe Mercatorversie.